Teamteaching

Teamteaching is  een vorm van samenwerken waarbij verschillende onderwijsprofessionals in de voorbereiding, de uitvoering van en de reflectie op hun gezamenlijke lesopdracht samenwerken. Zowel leraren als leerlingen blijken aan te geven in onderzoek dat ze meer leerwinst ervaren als team teaching op een goede manier wordt uitgevoerd. 

Teamteaching en co-teaching wordt steeds meer als een synoniem gebruikt maar initieel was co-teaching één specifieke vorm van teamteaching, namelijk samen leven voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften met één leraar met een specifieke expertise en een andere ondersteunende leraar. 

Teamteaching betekent meestal dat twee leraren de handen in elkaar slaan maar er zijn ook andere samenwerkingen mogelijk: 

  •  een leraar en een zorgleraar
  •  samenwerking tussen drie of meer leraren
  • samenwerking tussen met een aspirant-leraar of starter met een mentor of lerarenopleider. Dit zorgt vaak voor een vlottere overgang van de lerarenopleiding naar de klaspraktijk
  • een kortere samenwerking met iemand op school met een specifieke expertise vb.  een secretariaatsmedewerker die EHBO kan uitleggen aan de leerlingen 
  • een kortere samenwerking met iemand extern: een kinderverzorger, een paramedicus een politicus, ...

    Het kan dus een kortlopende samenwerking zijn zijn om tegemoet te komen aan concrete leervraag, of langdurig en structureel zijn. 

Sterktes

  1. Er is een positief effect op klasmanagement en gevoel ondersteuning voor leraren
  2. Het werkt als een olievlek en zet andere samenwerkingen in gang
  3. Er zijn verschillende vormen en mogelijkheden om te experimenteren met co-teachen. 

Valkuilen

  1. Er zijn duidelijke afspraken en overlegmomenten nodig
  2. Het blijkt soms moeilijker in de hogere graden door leraren die vaker vakspecialisten zijn
  3. Op korte termijn is er vaak een hogere werklast

 

Er zijn zes manieren om co-teaching te benaderen. 

Het is van belang dat leraren van rol wisselen, zeker als er een teamteachingmodel gebruiken waar één leraar meer verantwoordelijkheid opneemt, zoals het geval is in het observatie- en assistentiemodel. Zo vermijd je een onevenwichtige relatie tussen de teamteachers. Zeker naar mate leraren langer samen voor de klas staan wordt er meer gevarieerd tussen de modellen, waarbij er bijvoorbeeld ook binnen één lesuur verschillende modellen aan bod komen. 

Meer info: https://www.klasse.be/88761/co-teaching-6-vormen/

obs2

Observeren 

assistenet

Assistentie

station

Station co-teaching

parallel

Parallel lesgeven

alt2

Ondersteunend lesgeven

comp

Complementair lesgeven

  1. Observatie: één leraar geeft les in dit model en de andere leraar observeert de les door data te verzamelen en de leerlingen te observeren. Dit is effectief om bijvoorbeeld één leerling met extra noden te observeren in de klas.

Een manier om dit te doen zijn collegiale visitaties. Dit is een observatie en discussie als manier om tot een verbetering van onderwijs van de leraar te komen. Concreet geven twee collega’s  elkaar feedback na een wederzijds klasbezoek. Er zijn drie stappen: 

Stap 1: inleidend gesprek waarbij de focus van de observatie wordt bepaald.

Stap 2: de observatie van de lespraktijk.

Stap 3: discussie met feedback

Belangrijk is dat leraren dit niet zien als een manier om zich te verantwoorden  maar dit als een deel te zien van teamontwikkeling. 

2. Assistentie: één leraar neemt het voortouw in het lesgebeuren en de andere leraar ondersteunt individuele leerlingen als ze hulp nodig hebben. Dit is een effectief model als één leraar zich meer expert voelt in een bepaald onderwerp of wanneer er leerlingen zijn die extra ondersteuning nodig hebben. Om dit op lange termijn goed te doen verlopen kan het goed zijn om af en toe te wisselen van rol waarbij de beide leraren eens het voortouw nemen in bepaalde lessen. Het kan nuttig zijn om op voorhand elkaars sterktes in kaart te brengen en die te gebruiken in de taakverdeling. 

3. Station co-teaching: de klas wordt verdeeld in kleinere groepen en ze zullen elk ‘station’ doorlopen dat geleid wordt door een leraar en er is ook één station waar de leerlingen zelfstandig werken. Dit model kan het beste gebruikt worden om te differentiëren aangezien je de uitleg langer of korter kan maken per station, afhankelijk van de noden van het groepje. Leraren moeten flexibel zijn voor deze vorm maar wel op voorhand reeds bepalen wat de groepjes zijn en wie welk station leidt.

4. Parallel lesgeven: de klas wordt in twee groepen gesplitst en elke leraar geeft les aan één groepje. Dit kan over hetzelfde of over verschillende lesonderwerpen gaan. Nadien is er meestal een moment waarbij de beide groepen uitwisselen over wat ze geleerd hebben. Het kan een effectieve manier zijn om moeilijke leerstof te behandelen of wanneer de klasgroep te groot is voor één leraar. Leraren zouden wel best af en toe wisselen van groep en de groepen op voorhand vastleggen.

5. Ondersteunend lesgeven aan een groepje: één leraar geeft les aan een kleine groep leerlingen met ondersteuningsnoden terwijl de andere leraar lesgeeft aan de rest van de klas. Dit is effectief wanneer je weet dat bepaalde leerlingen extra hulp nodig hebben met een lesthema. Langs de andere kant kan het ook net gebruikt worden om een groepje leerlingen extra uit te dagen. Leraren moeten wel overzien dat iedereen in alle groepjes de leerstof voldoende beheerst en kunnen ook best regelmatig wisselen van rol.

6. Complementair lesgeven: beide leraren leiden de les binnen de klas. Het kan engagerend werken om twee leraren samen een les te zien geven voor leerlingen. Leraren moeten wel goed afspreken wie welke rol inneemt en evenveel aan bod komen. Er is bovendien een volledige samenwerking tussen de leraren op het vlak van lesvoorbereiding, uitvoering en evaluatie. Er wordt wel aangeraden dit niet heel vaak te doen aangezien het ook afleidend kan werken voor leerlingen. 

Leerkrachten die het ook gewoon zijn om te co-teachen en bij elkaar in de klas te komen en eens te gaan observeren bij elkaar, die werken beter samen, die durven ook echt te zeggen van ja ‘ik zou het echt eerder zo doen’ of ‘dat vond ik geen goed idee’ die durven dat tegen elkaar te zeggen zorgen dat er op tenen getrapt wordt. Want als je en groep bijeenzet, geforceerd zo van jullie vier gaan nu dat thema moeten uitwerken en één heeft er niks te maken en de andere twee hebben in het verleden al een slechte samenwerking gehad, ja dat gaat niet.

Zo werd er in één klas met drie leraren aan teamteaching gedaan, een leerkracht wetenschappen, wiskunde en techniek samen. De leerkracht van het ondersteuningsnetwerk en de leerlingenbegeleider die komen ook al eens mee in de klas. Dus we proberen dat meer en meer voorzichtig op te bouwen. Ik mag al in de klassen komen bij de collega’s. Ik heb ook zo een fiche van klasse voor een collegiale visitatie en dan ga ik eens een kwartiertje kijken en dan kies ik er een leervraag uit en dan bespreken we die achteraf. Dat maakt dat het al niet meer zo eng is als ik binnenkom.
Coördinator

Tips

  •  Bij alle co-teachingvormen zijn er vijf factoren van belang :
  1. Co-teaching goed plannen
  2. Voldoende communicatie tussen de leraren
  3. Een goede band tussen de leraren
  4. Kennis over het lestopic
  5. Kennis over co-teachen
  • Werk samen met leraren waartussen er een klik is. Als de verschillen tussen de leraren te groot zijn, kan dit een groot obstakel vormen. Er zijn twee soorten groepen
  1. versterkend compatibele teams: leraren hebben gelijkaardige sterktes en een gelijkaardige didactische visie 
  2. aanvullend compatibele teams: leraren hebben andere visies maar gebruiken deze beide tijdens de lessen. Dit is soms uitdagender maar hier zitten wel de grootste leerkansen in voor leraren. 
  • Er moet een structureel overleg zijn voor en na de les
  • Er is een nood aan teamevaluaties en tandemgesprekken vanuit het schoolbeleid. Hier wordt besproken wat goed gaat en waar de groeikansen in liggen. 
  • De rollen van elke teamteacher zijn duidelijk en gedragen. 

  • Communiceer eenduidig naar de leerlingen voor wie ze zich moeten richten voor wat en zorg dat afspraken gelden voor beide leraren die samen lesgeven.

  • Faciliteer infrastructuur die teamteaching makkelijker maakt, zoals het maken van grotere lokalen, een schuifwand plaatsen, het nadenken over het beperken van geluidsoverlast als leerlingen in groepen werken. Belangrijk hierbij is wel dat leraren eerst mentale muren in hun hoofd moeten slopen en gemotiveerd moeten zijn voor teamteaching, en daarna er pas muren in het gebouw gesloopt kunnen worden. 

  • Leg als directie geen teamteaching op. Onderzoek toont aan dat er vaak een olievlek ontstaat bij teamteaching: één teams start op, deelt de lespraktijken en inspireert andere teams om ook aan de slag te gaan met teamteaching of andere samenwerkingsvormen. 

De babbelkaartjes kan je gebruiken om teamteaching op te starten of te versterken. De mensen die gaan samenwerken, beantwoorden beiden dezelfde vraag. Deze gesprekken hoeven niet al te lang te duren maar reken op minstens 5 minuten per vraag. 

Voor beginners bespreek je best één babbelkaartje per week.

Voor ervaren teamteachers kan één babbelkaart per maand voldoende zijn.